Kees Fens en het niemandsland

“Ik denk dat iedereen twee vaderlanden nodig heeft in zijn leven, anders kun je niet leven en je bent het gelukkigst als je altijd tussen die twee in zit,” zei Kees Fens in een interview ter gelegenheid van zijn aantreden als hoogleraar in Nijmegen in 1982. Wiel Kusters gebruikt het citaat in de proloog van zijn lijvige biografie als leidmotief van de man die Nederland een beetje leerde lezen, kijken en – op maandagochtend, als A.L. Boom – geloven. De redactie van de Volkskrant had het er zo nu en dan moeilijk mee, al die aandacht voor kloosters en kathedralen, maar ook die getuigden van de “schitterendst verkeerde historische voorstelling die we hebben”: het hiernamaals, dat tweede vaderland van de katholieken. Kusters presenteert Fens als een door en door katholiek criticus en plaatst hem daarmee in de traditie van J.A. Alberdingk Thijm en Anton van Duinkerken. Behalve als metafoor voor het tijdelijke en eeuwige, zeggen die twee vaderlanden ook iets over traditie en moderniteit, behoudzucht en vernieuwingsdrang, leven en lezen. Fens’ In Memoriam van Van Duinkerken was in zekere zin een zelfportret: “Hij heeft gelezen omdat hij van het leven hield.”

Blijvende voorlopigheid

Geboren op 18 oktober 1929 in de Van Speijkstraat in Amsterdam-West groeide Kees Fens op in de Baarsjes, in de Chasséstraat om precies te zijn. Zijn vader was  “iemand in de verte”, schipper op de grote vaart  – hij stierf aan TBC toen Kees negen was. “Ik heb alleen zijn schaduw leren kennen.” De vraag wie zijn vader was, hield hem een leven lang bezig. Ook de crisis van de jaren dertig was bepalend voor zijn bestaan. Zijn moeder, afhankelijk van de bedeling, moest zich de liefdadigheid van het parochiaal armenbestuur laten welgevallen. De nachtmerrie van de charitas stuwde Fens voort. Er moest brood op de plank, vandaar dat hij wellicht een broodschrijver werd, iemand die in de krant de eeuwigheid bezong. Die leerde hij als jongetje in de interbellumkerk van Karel Petrus Tholens kennen, de Kerk van Onze-Lieve-Vrouw van Altijddurende Bijstand in de Chasséstraat, waar hij de liturgie als een bijkans mystieke ervaring onderging. “Ze verwijst naar een verleden en naar een toekomst; zij is de eredienst van de tussentijd, van de tijdelijke woonplaats; zij is de uitdrukking van het geloof dat een visie niet zonder visioen kan.” Dat had de literatuur met de liturgie gemeen. “Zijn visie op de historische dynamiek van het literaire werk hing ten nauwste samen met zijn idee van een permanente tussentijd en zijn specifieke opvatting van traditie en traditionalisme. Het heden en de toekomst gaven het verleden niet alleen door, maar veranderden, met terugwerkende kracht, ook de gedaante daarvan,” aldus Kusters. Het sleutelwoord in die literatuuropvatting is “spelcultuur”, het vermogen oude verbanden nieuwe betekenis te geven. Fens herkende die kwaliteit in P.C. Hooft, maar ook in de Experimentelen. Literatuur is “werk in uitvoering” of, in de bewoordingen van Kusters, “blijvende voorlopigheid.” Fens was allerminst een traditionalist in de klassieke betekenis van het woord.

Een eigen gezicht

Bekentenisliteratuur die het niveau van het particuliere niet oversteeg, verveelde hem.  In het katholieke dagblad De Linie maakte hij de balans op van de Nederlandse literatuur aan het einde van de jaren vijftig. Hij constateert in dat artikel dat debutanten zich “uitschrijven”, in de meerduidige betekenis van het woord. Na hun eersteling is de koek veelal op. Literatuur moet scheppend zijn in plaats van bekennend. Fens verlangde van een auteur dat hij het autobiografische “door de omheining van het ik heen” wist te breken. Dat maakte Gerard Reve tot een groot schrijver en A.L. Schneiders – wie kent hem nog – niet.
Ook in zijn persoonlijke drama legde hij die maatstaf aan. In 1961 kreeg Fens de pokken, hij werd besmet tijdens de vaccinatie van zijn dochtertje. De combinatie met het eczeem waardoor hij van kleins af aan geplaagd werd, was verwoestend. Het geschonden gezicht leidde tot bespiegelingen over Mattheus 5:48. “Wij benaderen allemaal een ideaal van een menselijk gezicht, een soort model, maar gelukkig, niemand beantwoordt er volkomen aan. Elk gezicht wijkt af en die afwijking is hetgeen wat ons juist onderscheidt van de ander en die maakt ook onze trots uit. Ik denk dat niemand, behalve als hij ernstig verminkt zou zijn, een ander gezicht zou willen hebben.” Het geluk van de contemplatie. Een goed pak deed de rest. Fens investeerde in elegantie. Stropdassen waren bij voorkeur peperduur, de Borsalino kwam later.

Awater

Fens had een broertje dood aan het zogeheten rijke roomse leven. Als zoon van een alleenstaande bijstandsmoeder, die zijn schoolboeken moest lenen, had hij dat nooit gekend. Figuren als Van Agt en Steenkamp herinnerden hem aan de klasgenoten van Oud-Zuid op het Sint-Ignatiuscollege. De zelfspot van Godfried Bomans – doordrenkt van nostalgie – deed hem weinig. Niet dat zelfspot hem vreemd was. Eigenlijk had hij een hekel aan katholieken. Ze waren zo lui. Straks wachtte hen immers nog het eeuwige leven. Geloofde hij werkelijk in de aanwezigheid van Christus in dat stukje brood en die wijn? “Nee, maar àls ik wil geloven, dan wil ik het zó geloven.”

Wanneer in 2006 longkanker bij hem wordt geconstateerd en hij in het Antoni van Leeuwenhoek de eerste bestralingen ondergaat, reciteert hij tijdens de behandeling Awater van Martinus Nijhoff in zijn hoofd. “Wees hier aanwezig, allereerste geest,/die over wateren van aanvang zweeft./Uw goede oog moet zich dit werk toe keren,/het is gelijk de wereld woest en leeg.” En het begin van het Johannesevangelie. “In den beginne was het woord…”

Wiel Kusters is door de weduwe Uta Fens-Janssens benaderd om de biografie te schrijven. Een wijze keuze. Kusters heeft een magistrale biografie van Kees Fens geschreven. Als kind van het Tweede Vaticaanse Concilie, dat nooit gebiecht heeft en voor wie het Latijn geen “wachtwoorden uit de jeugd” bevat, ontroerde Mijn versnipperd bestaan. Het leven van Kees Fens me bij tijd en wijle. Je hebt twee vaderlanden nodig, en daartussen een niemandsland. Een buitengewoon vruchtbaar niemandsland, in het geval van Kees Fens.

Mijn versnipperd bestaan. Het leven van Kees Fens 1929-2008
Wiel Kusters
Uitgeverij Atheneum-Polak & Van Gennep
ISBN 9789025303839
Verschenen in juni 2014

Bestelinformatie

Koop bij Athenaeum Boekhandel

Bestel hier als hardcover bij Athenaeum Boekhandel (€ 39,99)
Bestel hier als ebook bij Athenaeum Boekhandel (€ 13,99)

Koop bij bol.com

Bestel hier als hardcover bij bol.com (€ 34,99)
Bestel hier als ebook bij bol.com (€ 13,99)

Eric Palmen
Eric Palmen
Eric Palmen is historicus en hoofdredacteur van Biografieportaal. Hij schreef onder andere Kaat Mossel, helleveeg van Rotterdam en Dwaze liefde, een familiegeschiedenis, uitgegeven bij Prometheus. Voor Historisch Nieuwsblad, de Volkskrant,Vrij Nederland, Het Parool en Elsevier Weekblad schreef hij artikelen over de biografie.

Fijn als je dit artikel met anderen deelt:

Lees ook...

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in