Peter Schat, spijtoptant

“Hoe kon een zo getalenteerde, verbaal begaafde, weerbare figuur als Peter Schat zo geïsoleerd raken in het Nederlandse cultuurlandschap?” vraagt Bas van Putten zich af in Alles moest anders. Biografie van Peter Schat. Het antwoord laat nog even op zich wachten, want ondanks zijn “voornemen het hele leven in één boek te vatten” zal het project van Van Putten uitmonden in een tweedelig werk. In dit eerste deel – 560 pagina’s dik – staat de opkomst van de componist centraal, de neergang heeft Van Putten voor deel twee bewaard. Zeven jaar werkte hij aan de biografie, meermaals heeft hij overwogen de lier in de wilgen te hangen. Van Putten onderschatte Schats verwevenheid met de bredere culturele en maatschappelijke context van het naoorlogse Nederland. Maar er is meer aan de hand, vrees ik. Compositorisch valt er nogal wat aan de merken op Alles moest anders.

Peter Schat achtte zichzelf een representant van de “treurgeneratie” waarmee hij in de tweede helft van zijn leven korte metten wilde maken. Geboren op 5 juni 1935 in Utrecht, groeide hij op in een gereformeerd nest. Zijn vader, bakker van beroep, was homoseksueel. De negenentwintigjarige zoon verwijt zijn verwekker dat hij nooit uit de kast is gekomen. Het gezin is dan al naar de Verenigde Staten verhuist, alleen Peter blijft achter, vanwege zijn muzikale ambities. “Alles wat je in jezelf haat, je gevoeligheid, je zwakheid, je vrouwelijkheid, dat ben ik, en je hebt me dat laten voelen,” laat hij zijn vader in een brief weten. Die antwoordt vier maanden later. Hij voelde inderdaad een “tweeslachtigheid” in zich die zijn leven tot een “martelgang” heeft gemaakt, maar vond uiteindelijk troost in het geloof. Hij was als de dood dat zijn zoon hetzelfde kruis moest dragen, “jongen wat zit je in de soup”, maar wees gerust – “Je bent geen homo maar bisexual.” Het eerste grote schisma had zich toen al voltrokken. In 1961 was Schat van God los, de gereformeerde God van zijn vader, die hij met een grote geloofsijver aanbeden heeft. Vrienden herinneren zich zijn bekeringsdrift.

In zijn muzikale ontwikkeling had Schat zich aan de frontlinie van de avant-garde geschaard. Tonaliteit had afgedaan, de laatromantische muziek van Wagner en Strauss was door het nazisme besmet geraakt. In de jaren vijftig zocht een nieuwe generatie van componisten – Peter Schat, Louis Andriessen, Otto Klep – naar nieuwe wegen. De Gaudeanus Muziekweek, toen nog in Bilthoven, bood een podium voor de nieuwe muziek. Schat ging in de leer bij Pierre Boulez en maakte zich de strenge principes van het serialisme eigen. Ook met zijn leermeester zou hij later rigoureus afrekenen.

Intussen maakte God plaats voor Che Guevara, en het hemelse paradijs voor het aardse. De kelder van zijn woning aan de Oudezijds Voorburgwal die hij met zijn geliefde Marina Schapers betrok, groeide uit tot herberg en huisdrukkerij van de provo’s. Zijn eerste grote muziektheater, Labyrint, moest totaaltheater zijn. De verschillende kunstvormen – film, muziek, dans, toneel – behoorden gelijkwaardig aan elkaar te zijn en van de toeschouwer werd een zekere betrokkenheid verwacht. Het libretto van Lodewijk de Boer was gebaseerd op De paradijsvogel van Louis Paul Boon, Peter Oosthoek voerde de regie. Die benadrukte nog eens dat het vooral de bedoeling was dat de mensen – acteurs en toeschouwers – elkaar beïnvloeden “door de multi-centraliteit van hun eigen cirkel”. Tja. Niet dat ze daarin geslaagd zijn. Van de publieksparticipatie kwam weinig terecht, het instemmend applaus op de claus van Ko van Dijk – “Iedereen speelt vals!” – wellicht daargelaten. Labyrint ging ten onder aan onderling geruzie en krakeel – Oosthoek en Schat hebben elkaar na de voorstelling nooit meer gesproken – de kritieken waren vernietigend. “Een boterham met kaas, marmelade, leverworst, hagelslag en een sardientje is evenmin een totale boterham, als Labyrint Totaal Theater,” sneerde de Haagse Post.

 

Het beste moest nog komen. Schat raakte bevriend met Harry Mulisch en werd lid van de roemruchte “herenclub” die in sociëteit de Kring bij elkaar kwam. Daar ontstonden de contouren van Reconstructie, een opera over leven en dood van Che Guevara. Tijdens de voorstelling werd een tien meter hoog beeld van de guerrillastrijder met machinegeweer gebouwd. Misha Mengelberg stelde voor het beeld bij wijze van contrast van softenonarmpjes te voorzien, maar dat oneerbare voorstel werd door het Bureau voor Ideologische Zuiverheid resoluut afgewezen. Het was de tijd van de Vietnamoorlog. Links Nederland verzamelde zich massaal in Carré tijdens de première op 29 juni 1969, al dan niet aangestoken door de hetze van Henk van der Meijden, die zich in de Telegraaf opwond over de gesubsidieerde “politieke demonstratie” tegen Amerika à zes ton. Van der Meijden eiste namens de rechtse belastingbetaler tekst en uitleg van minister Marga Klompé, maar die hield zich wijselijk op de vlakte. Kunst is geen zaak van de regering, leerde Thorbecke al.

In 1992 riep Peter Schat zijn voormalige kompanen publiekelijk ter verantwoording. Zelf afficheerde hij zich als spijtoptant over zijn links-radicale verleden. Het kwam hem op een royement van de herenclub te staan, het zoveelste schisma. Volgens zijn vriend Stefan Sanders deed deze hem de das om. Nogmaals, die Werdegang moet nog beschreven worden. Doodzonde eigenlijk, dat Van Putten in zijn oorspronkelijke opzet niet is geslaagd om zich tot één deel te beperken. In weerwil van zijn charismatische persoonlijkheid, heeft het isolement van Schat er altijd al ingezeten. Iedere kerk waarbij hij zich aansloot – die van de God van zijn vader, de seriële muziek, de linkse broederschap – heeft hij vroeg of laat verlaten, waarbij het lidmaatschap luidruchtig werd opgezegd. Deze biografie had aan kracht gewonnen als dat de rode draad van het verhaal was geweest, de thematische eenheid. In plaats daarvan wordt de lezer vergast op ellenlange intermezzi die afleiden van dat hoofdthema: 11 pagina’s synopsis over Labyrint is teveel van het goede. De lezer moet ook nog eens behoorlijk thuis zijn in de muziektheorie, wil hij niet verweesd achterblijven in dit boek. Ik probeer me er iets bij voor te stellen, “de microstructuren van toongroepen die als centrifugale krachten een veelzijdige gerichtheid openbaren,” maar vind die zin net zo hermetisch als de metaforen die Van Putten zo nu en dan hanteert. “Een leven is veel, en het persoonlijkste aan de mens is het verborgene onder de schaduw die geen inhoud werpt.” Misschien ligt het wel aan de multi-centraliteit van mijn eigen cirkel.

Alles moest anders. Biografie van Peter Schat
Bas van Putten
De Arbeiderspers
ISBN 9789029539265
Verschenen in december 2015

Bestelinformatie

Koop bij Athenaeum Boekhandel
Bestel hier als paperback bij Athenaeum Boekhandel (€ 29,99)
Bestel hier als ebook bij Athenaeum Boekhandel (€ 14,99)

Koop bij bol.com

Bestel hier als paperback bij bol.com (€ 29,99)
Bestel hier as ebook bij bol.com (€ 14,99)

Eric Palmen
Eric Palmen
Eric Palmen is historicus en hoofdredacteur van Biografieportaal. Hij schreef onder andere Kaat Mossel, helleveeg van Rotterdam en Dwaze liefde, een familiegeschiedenis, uitgegeven bij Prometheus. Voor Historisch Nieuwsblad, de Volkskrant,Vrij Nederland, Het Parool en Elsevier Weekblad schreef hij artikelen over de biografie.

Fijn als je dit artikel met anderen deelt:

Lees ook...

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in