Mark Rothko volgens Annie Cohen-Solal

Het levensverhaal van Mark Rothko is het verhaal van de twintigste eeuw. Als tienjarige kwam hij met zijn moeder en zus in de Nieuwe Wereld aan, op de vlucht voor de pogroms die in Rusland waren uitgebroken. Zijn vader, een geassimileerde Jood, zocht toenadering tot de orthodoxe gemeenschap en stuurde zijn jongste zoon naar de Talmoedschool in Dvinsk, de plaats waar Mark Rothko op 25 september 1903 als Markus Rotkovičs geboren is. Studie is een onvervreemdbaar bezit, ook tijdens een diaspora. Daarbij hoefden Talmoedstudenten niet in het tsaristische leger te dienen. Markus groeide op in de Joodse gemeenschap van Portland in Oregon, in de Southside van de stad, waar de Oost-Europese immigranten zich gesetteld hadden. (In het noorden woonden de Duitse Joden, veelal tot de gegoede middenklasse behorend). Jiddisch, Russisch en Pools waren er de voertalen, Engels werd er nauwelijks gesproken. Hoezeer Rothko zich ook verzet heeft tegen een louter religieuze interpretatie van zijn werk, is zijn jodendom van doorslaggevende betekenis geweest voor zijn kunstenaarschap. Althans volgens Annie Cohen-Solal, die zijn biografie heeft geschreven. Wat heeft het abstract expressionisme van lieden als Rothko, Barnett Newman en Adolph Gottlieb met de joodse religieuze tradities gemeen? Het ontbreken van een voorstelling.

De Oude en Nieuwe Wereld

Net als in haar biografie van Jean-Paul Sartre schuwt Annie Cohen-Solal de grote verbanden niet. Haar belangrijkste thema: de vervlechting van de Nieuwe en Oude Wereld en het ontstaan van een Amerikaanse avant-garde, die zich in de jaren tien laat inspireren door de Europese traditie, daar in de jaren dertig afstand van neemt, om die na de Tweede Wereldoorlog te overvleugelen. Mark Rothko was een sleutelfiguur in die ontwikkeling. Hij ontdekte de kunst in 1923, nadat hij zich vol weerzin had afgekeerd van de academische wereld. In Yale was hij geen tempel van de kennis tegengekomen, zoals hij had gehoopt, maar een bekrompen, hiĆ«rarchisch gestructureerd bolwerk, waar sociale afkomst zwaarder woog dan persoonlijke verdienste. Sportprestaties uitgezonderd, die telden wel mee. Rothko vond Yale een leugen – een diskwalificatie die hij nog wel vaker in zijn leven zou gebruiken voor instituties die hem niet bevielen. Schilderkunst werd de taal waarin hij zich kon uitdrukken, zijn verbond met de wereld. In 1929 werd hij docent aan het Brooklyn Jewish Center en leerde hij kinderen dat “schilderen een even natuurlijke taal (is) als zingen en praten […] een methode om een zichtbare indruk van onze visuele of denkbeeldige ervaringen te geven.” New York was toen al de hoofdstad van de moderne kunst in de Verenigde Staten. Alfred Stieglitz opende in 1908 aan 5th Avenue de eerste moderne galerie, met werk van Rodin, Matisse, Cezanne en Picasso. In 1913 hadden de New Yorkers tijdens de Armory Show kennis kunnen maken met het werk van Duchamps, Braque, Kadinsky. Het MoMa opende zijn deuren in het jaar van de beurscrash, 1929. Rothko sloot zich aan bij een kunstenaarscollectief, The Ten, en leerde in de Joodse gemeenschap van Brooklyn vakgenoten als Adolph Gottlieb en Barnett Newman kennen. Hij schilderde figuratief, zoals Entrance to Subway [Subwayscene] uit 1938 laat zien, maar leerde door zijn mentor Milton Avery de bezielende werking van primaire kleuren kennen. Na zijn surrealistische periode ontdekte hij aan het einde van de jaren veertig eindelijk zijn vorm: de vaak gigantische en volledig abstracte kleurencomposities. De bestudering van L’Atelier Rouge van Matisse gaf de doorslag in zijn artistieke ontwikkeling. Maandenlang bezocht hij obsessief het MoMa dat het doek vanaf april 1949 tentoonstelde. Het MoMa was een “encyclopedie van de Europese kunst waar geen enkel Europees museum destijds aan kop tippen.” Rothko bestudeerde er Mondriaan, Vlaminck, Zadkine en Van Doesburg, maar nam het museum ook zijn louter Europese oriĆ«ntatie kwalijk. Galeriehouders als Betty Parsons stelde een nieuwe generatie van Amerikaanse kunstenaars ten toon, verzamelaars als de familie Guggenheim en Warberg creĆ«erden een Amerikaanse kunstmarkt en Jackson Pollock, de nieuwe ster aan het firmament, bewees dat je in Amerika zelfs van kunst kunt leven. Zijn commerciĆ«le doorbraak had Rothko aan Sidney Janis te danken, de briljante zakenman die zijn overhemdenimperium voor een makelaarschap in de moderne kunst had verruild. Maar geld bezwaarde Rothko ook. Wanneer hij in 1958 de opdracht kreeg om voor 35.000 dollar muurschilderingen te ontwerpen voor de kleine eetzaal van het Four-Seasons restaurant bij het Seagram Building, werd hij fysiek onpasselijk van de clientĆØle die het etablissement bezocht. Die herinnerde hem aan het schorriemorrie van Yale. “Ik hoop iets te schilderen dat de eetlust zal bederven van elke klootzak die ooit in die zaal komt eten.” Hij vertrok naar Europa en voelde zich in het Verenigd Koninkrijk meer gewaardeerd dan in de Verenigde Staten. Sidney Janis had hem vernederd, zo meende hij, door met een nieuwe generatie van Amerikaanse kunstenaars in zee te gaan. New Realists als Roy Lichtenstein, George Segal en Andy Warhol. Janis moest meteen het veld ruimen voor Frank Lloyd – een desastreuze keuze, achteraf. (Lloyd raakte met de erven Rothko in een juridische titanenstrijd verwikkeld vanwege zijn schaamteloze exploitatie van de kunstenaar).

Spirituele ervaring

Zoals de Europese avant-garde ooit door de Armory Show Amerika had veroverd, zo kwamen de Amerikanen aan het einde van de jaren vijftig via een tentoonstelling in Europa terecht. “The New American Painting en Sculpture: The First Generation,” met werken van Mark Rothko, deed tijdens zijn tournee ook het Stedelijk Museum in Amsterdam aan. De Britten voldeden zonder een onvertogen woord aan de hooggestemde eisen van Rothko ten aanzien van de expositieruimtes. De kleur van de muren: gebroken wit met terrasiena en opgewarmd met een beetje rood. Bij voorkeur daglicht. De grote doeken niet meer dan 15 centimeter boven de vloer.
Toen Bryan Robertson, curator van de Whitechapel Gallery, op een namiddag met Rothko de tentoonstelling inspecteerde, begreep hij het waarom van al die inspanningen. Rothko vroeg hem alle lichten te doven. “En ineens maakte Rothko’s kleur zijn eigen licht: zodra het netvlies zich had aangepast, was het effect onvergetelijk, het kwam smeulend, fonkelend, gloeiend van de muren, kleur in duisternis.” Rothko streefde met zijn schilderijen de welhaast spirituele ervaring na die hij in de Sixtijnse kapel had ondergaan. Van Fra Angelico keek hij het effect van ei-tempera als onderlaag af. Rothko beschouwde zichzelf als een kunstenaar van de Renaissance, verklapte hij een jaar voor zijn dood aan kunstcritica Dore Ashton. Hij was toen al vel over been, werd geplaagd door een gebarsten aneurysma van de aorta en had zijn tweede vrouw, Mell Beistle, verlaten. Het gezondheidsregime dat de artsen hem hadden voorgeschreven, kon hij niet opbrengen. Rothko was een zware alcoholist. Ook zat het hoofdwerk erop: de doeken voor de Rothko Chapel in Houston, Texas, gefinancierd door Dominique en John de Menil, die hem zijn eigen Sixtijnse kapel gunden. Op 25 februari 1970 werd Mark Rothko dood aangetroffen in zijn atelier. Hij had zichzelf om het leven gebracht.

Mark Rothko is een fabuleuze biografie waarin Annie Cohen-Solal in iets minder dan 230 pagina’s (de noten, index en literatuurlijst niet meegerekend) een buitengewoon vitaal beeld schetst van de moderne kunst in de twintigste eeuw en van de wederzijdse beĆÆnvloeding tussen de Nieuwe en Oude Wereld die daarin heeft plaatsgevonden. Bovenal doet het boek recht aan de grootsheid van Mark Rothko, wiens werk in het Gemeentemuseum van Den Haag nog tot maart 2015 te bewonderen is.

Mark Rothko. Biografie
Annie Cohen-Solal
Meulenhoff
ISBN 9789029090247
Verschenen in september 2014

Bestelinformatie

Koop bij Athenaeum Boekhandel
Bestel hier als paperback bij Athenaeum Boekhandel (ā‚¬ 24,99)
Bestel hier als ebook bij Athenaeum Boekhandel (ā‚¬ 12,99)

Koop bij bol.com

Bestel hier als paperback bij bol.com (ā‚¬ 24,95)
Bestel hier als ebook bij bol.com (ā‚¬ 12,99)

Eric Palmen
Eric Palmen
Eric Palmen is historicus en hoofdredacteur van Biografieportaal. Hij schreef onder andere Kaat Mossel, helleveeg van Rotterdam en Dwaze liefde, een familiegeschiedenis, uitgegeven bij Prometheus. Voor Historisch Nieuwsblad, de Volkskrant,Vrij Nederland, Het Parool en Elsevier Weekblad schreef hij artikelen over de biografie.

Fijn als je dit artikel met anderen deelt:

Lees ook...

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in